Woordenschat oefenen groep 4 (les 29a )

  
woordenschat

A. Weet jij wat dit is?
folder - omelet - oceaan - orkaan - nachtmerrie - moestuin - krot - kostuum - bron - atlas
1. een pak voor mannen. het
2. een plaats waar water uit de grond komt. de
3. een enge droom. de
4. een slecht huis dat bijna instort.het
5. een boek met landkaarten. de
6. een grote zee.de
7. een tuin waar groente groeit. de
8. gebakken eieren.de
9. een blaadje met dingen die je kunt kopen. de
10. een zware storm. de


B. Vul in.
na of naar invullen
1. Ik moet school.
2. De meester kijkt ons werk .
3. Soms moet er iemand blijven.
4. Kun jij het geluid van een hond doen?
5. Wie pest is een ling.
6. Hij moest voor straf binnen.