Woordenschat oefenen groep 4 (les 28a )

  
woordenschat

A. Maak er één woord van.
Met een stukje voor de streep en een stukje achter de streep maak je een goed woord.
krenten / punt puin / lamp
kruis / poort post / hoop
lam / brood schemer / pad
olie / jong schild / plaats
piep / pion schuil / pasta
pas / bol tand / bode


B. Vul een woord van les A in.
1. Een geeft niet veel licht.
2. Op het is een auto tegen een bus gereden.
3. Een brengt de post.
4. Een loopt niet snel.
5. Lekker zijn ze! Ik lust nog wel een .