Woordenschat oefenen groep 4 (les 26a )

  
woordenschat

A. Als, als, als
Kies uit: pauw - hond - kwartel - lat - vos.
Heel ziek zijn. Zo ziek als een .
Heel mager zijn. Zo mager als een .
Heel slim zijn. Zo slim als een .
Heel trots zijn. Zo trots als een .
Heel doof zijn. Zo doof als een .


B. Vrouw en man.
moeder vader prinses
mam koningin
zus mevrouw
juf zangeres
verkoopster tante