Woordenschat oefenen groep 4 (les 25a )

  
woordenschat



A. Twee woorden, ze betekenen ongeveer hetzelfde.
feestje - grasveld - dik - droog - geschenk - gil - mooi - gapen - doelpunt - grap
kreet dor
fraai geeuwen
gezet fuif
goal cadeau
geintje gazon


B. Maak er één woord van.
Met een stukje voor de streep en een stukje achter de streep maak je een goed woord.
tafel / avond boter / meter
tand / bank dag / blad
teddy / muis edel / ham
van / beer hoofd / kast
venster / arts kilo / steen
veld / laken koel / stuk