Woordenschat oefenen groep 4 (les 21b )

  
woordenschat

B. Wat kan het nog meer zijn?
Kies uit: vlot - meer - oor - vers - veer ( 2x invullen )
1. pas klaar gemaakt, deze groenten zijn heel erg .
1. een is een deel van een lied of een gedicht/
2. snel en gemakkelijk; het gaat .
2. met een kun je varen op het water.
3. niet minder, maar .
3. een is een grote waterplas, je kunt er lekker zeilen.
4. aan een kopje zit een .
4. met je kun je horen als het goed is.
5. met een (een pont) vaar je over een rivier.
5. de vogel had een prachtige blauwe in zijn staart.


C. Vul in : in of uit.
1. Je moet mij niet steeds schelden.
2. Na het werk mag je best even rusten.
3. Door de gang kun je naar binnen.
4. Een braak in je huis is niet leuk.
5. Wat zit er in die doos? Wat is de houd?
6. Op mijn verjaardag mag ik de taartjes delen.