Woordenschat oefenen groep 4 (les 20a )

  
woordenschat

A. Maak er één woord van. Het stukje van voor de streep met een stukje van achter de streep.
klets/ potloodrol / schaats
Kerst / bel rood / pot
kleur / kous rug / ijzer
neus / steken strip/ borstje
over / hoorn suiker/ boek
oor / feest strijk / zak

B. Vul een woord in van les A.
Iemand die altijd maar praat noem je een .
Een is een groot dier.
Met een haal je de vouwen uit het wasgoed.
In december vieren we het .
Een is bijna zo groot als een mus.