Woordenschat oefenen groep 4 (les 18a )

  
woordenschat

Welk stukje is vergeten? Er moeten nog 3 letters bij.
Schijf het hele woord op.
zie-ken-h... ka-bel-j...
kat-ten-kw... hoog-te-vr...
ka-pi-t... to-ve-n...
ver-jaar-... ap-pel-f...
kak-ker-... kom-kom-...

B. Is het een ding?
Ik heb een fiets. In deze zin is fiets een ding
Ik fiets heel hard. In deze zin is fiets geen ding.
In welke zin is het een ding?
1. Daar zit een vlieg. 2. Ik vlieg naar Duitsland. in zin
1. Ik speel een spel.2. Ik spel een woord. in zin
1. Ik voetbal elke dag. 2. Ik krijg een voetbal. in zin
1. Ik hoor de bel. 2. Bel jij mij straks? in zin
1. Daar ligt een hark. 2. Ik hark de bladeren bij elkaar. in zin
1. Ik trap in de modder. 2. Ik heb een trap nodig. in zin