Woordenschat oefenen groep 4 (les 15b )

  
woordenschat

C. Allemaal mensen
Kies uit: peuter - student - baby - opa - tante - kleuter - schoolkind
1. een kind jonger dan een jaar
2. een kind van 2 tot 3 jaar
3. een kind van 4 tot 5 jaar
4. een kind van 6 tot 12 jaar
5. iemand die studeert
6. de vader van je vader of moeder
7. de zus van je vader of moeder


D. Wat is het gevolg?
Wat past bij elkaar? Vul het goede nummer in.
. de dijk breekt door. 1. de melk wordt zuur.
. het ijzelt 2. er komt ijs op de sloot
. het stormt heel hard 3. het gras wordt dor
. de koelkast is kapot 4. de wegen worden glad
. het vriest 5. de punt breekt
. de stroom valt uit 6. het land stroomt onder
. het potlood valt op de grond 7. de takken waaien van de bomen
.het is al lange tijd droog 8. de lampen branden niet