een steen is harder / zachter dan boter |  |
een flat is lager / hoger dan een huis | |
een park is groter / kleiner dan een plantsoen | |
de zomer is kouder / warmer dan de winter | |
honderd is meer / minder dan duizend | |
een kalf weegt lichter / zwaarder dan een kilo | |
een bus is langer / korter dan een auto | |
een vader is ouder / jonger dan zijn zoon. | |
| |
| |
|