Woordenschat oefenen groep 4 ( les 2a )

  
wso4

A. Wat doe je ermee?
Met een fiets kun je fietsenmet een hark kun je
Met een bal kun je met een zaag kun je
Met een ploeg kun je met een bel kun je
Met een fluit kun je met een rem kun je
met een schep kun jemet een pomp kun je


B. Twee woorden
Zoek twee woorden bij elkaar die bijna hetzelfde zijn. Vul het nummer in.
4 dier1. poetsen
grijpen2. strelen
smerig3. stuk
gauw4. beest
kapot5. snel
voedsel6. pakken
aaien7. vies
boenen8. eten