Woordenschat oefenen groep 4 ( les 1a )

  
wso4

Waar wonen de dieren?
hol, mand, stal, ren, kooi, leger, korf, nest
Ik ben een paard ik woon in een .
Ik ben een kraaiik woon in een
Ik ben een hond ik woon in een
Ik ben een bijik woon in een
Ik ben een vos ik woon in een
Ik ben een kipik woon in een
Ik ben een parkietik woon in een
Ik ben een haasik woon in een
hol, mand, stal, ren, kooi, leger, korf, nest


Eén letter verschil
Welk woord kies je?
bomen bommen1. hebben een stam.
botenbotten2. zitten in je lijf.
haken hakken 3. zitten aan een kapstok.
gapengappen4. is stelen.
kapenkappen5. is bomen omhakken.
knopenknoppen6. zitten aan een jas.
padenpadden7. lijken op kikkers.