de gewone zin | van enkelvoud naar meervoud of andersom | persoonsvorm |
De hond kluift op het bot. | De honden kluiven op het bot. | kluift |
Ik kampeer nooit in een caravan. | Wij nooit in een caravan. | |
De meisjes borstelen hun haren. | Het meisje haar haren. | |
De leerling zoekt zich suf naar haar sjaal. | De leerlingen zich suf naar hun sjaal. | |
De leeuwen doden hun prooi. | De leeuw zijn prooi. | |
Wij trachtten hem steeds te helpen. | Ik hem steeds te helpen. | |
Twee keer per jaar wiedt hij de tuin. | Twee keer per jaar zij de tuin. | |
De leerlingen praatten in de klas. | De leerling in de klas. | |
Heel vakkundig draaide de chauffeur om het pleintje. | Heel vakkundig de chauffeurs om het pleintje. | |
Meiregen maakt dat je groter wordt. | Meiregens dat je groter wordt. | |
|