|
Hij denkt er steeds aan en kan er niet mee stoppen. Het is een osessie | de | |
Er staat iets in de weg. Het is een groot ostakel. | het | |
Mijn ouders aviseren mij om door te zetten. Ik volg hun raad op. | zij | |
De overheid ssidieert sportverenigingen. | zij |
Hij moest ter oservatie een nacht in het ziekenhuis blijven. | de | |
Hij is asoluut de beste. Ik weet het zeker. | | |
| | | | |