Spelling - groep 7 nummer 708 W

  
..Spelling..

Kies het goede werkwoord.
Word - Wordt je dakkapel gerepareerd?
Vind - Vindt je vader dat je het zelf moet doen?
Vermoed - Vermoedt je moeder wat de kosten zijn?
Houd - Houdt zij haar hart vast?
Bind - Bindt je de tas onder je snelbinders?
Glijd - Glijdt je tas van je bagagedrager?
Rijd - Rijdt je gewoon door?
Beland - Belandt je tas in de berm?

Schrijf het tegengestelde op.
Hij verafschuwde zijn werk. Hij hield van zijn werk.
Wij vergaten het adres. Wij het adres.
Hij pootte de aardappels. Hij de aardappels.
Hij verloor de sleutelbos. Hij de sleutelbos.
Hij verkortte de afstand tot de voorligger. Hij de afstand tot de voorligger.
Zij staken het haardvuur aan. Zij het haardvuur.
Wij versmalden de weg. Wij de weg.
Wij raadden deze oplossing af. Wij deze oplossing .
Ik fluisterde het woord. Ik het woord.

Schrijf de werkwoorden in de goede rij.
.. .. tegenwoordige tijd
Hij zijn gedrag.
Het energieverbruik .
De arts de patiënt.
De overval op klaarlichte dag.
De toeriste .
voltooide tijd
De toeriste .
Zijn gedrag .
De patiënt .
Het energieverbruik .
De overval op klaarlichte dag .