1. Hij werd eerste en won de zilveren schaal. | | | |
2. Ik kreeg het warm, omdat ik nog een tweede katoenen shirt aandeed. | | | |
3. Hij was klaar, toen ook de derde koperen leiding was aangesloten. | | | |
4. Je hebt gewonnen, nadat je het zesde stenen paaltje hebt aangetikt. | | | |