Spelling - groep 7 nummer 416 W

  
..Spelling..

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
Hij besteedt veel aandacht aan de kinderen. besteedde ..
Het hekje verroest snel.
De discussie verzandt in oeverloos geklets.
Hij vermeldt jammer genoeg geen datum in het verslag.
De schilder wit het plafond.
De deskundige verwacht geen problemen op korte termijn.
Hij proost op de goede afloop.


Schrijf het tegengestelde op. (Verleden tijd.)
De traumahelikopter stijgt op. De traumahelikopter landde. ..
Het landschap is eentonig Het landschap was .
Het landschap blijft steeds hetzelfde. Het landschap steeds.
Hij opent de tuinpoort. Hij de tuinpoort.
Hij kan het product echt aanraden. Wij moesten het product echt .
De besmettingen gaan weer toenemen... De besmettingen weer .
De inspecteur keurt de installatie goed.De inspecteur de installatie .


Maak de rijen af.
tegenwoordige tijd verleden tijd voltooide tijd
verdwalenverdwaalt hij?hij verdwaalde hij is verdwaald
veranderen het? het? wordt het ?
afwassen jij af? jij af? heb jij ?
dragen hij? hij? wordt hij ?
vragen hij hij? heb jij ?
beloven wij wij wij hebben
vergeten ik ik ik word