Spelling - groep 7 nummer 412

  
..Spelling..


Vul de verleden tijd in.
De helikopter landt op het helikopterplatform. ..
De piloot vermoedt dat er storm op komst is.
De zon verblindt hem haast.
Maar aan de horizon dreigt een inktzwarte lucht.
Het weer verandert snel.
De storm buldert een paar uur later rond het booreiland.
De bemanning rust thuis lekker uit.
Hun dienst zit er voorlopig op.


Schrijf het werkwoord op in de verleden tijd.
.. .. .. .. ..
Aan het strand Martha haar rug, ze was heel rood geworden.
Hij al wel met tien vingers, maar het ging nog niet vlekkeloos.
De conciërge de werkbladen voor ons huiswerk.
Mijn vriendin een lekkere salade klaar, ze begon met het snijden van de paprika.
Justin na het hardlopen, het liep in straaltjes over zijn gezicht.


Maak de rijen af.
tegenwoordige tijd verleden tijd voltooide tijd
wij besluiten wij wij hebben ..
hij danst hij hij heeft
zij bereiden zij zij hebben
hij miauwt hij hij heeft
zij zweetzij zij heeft
hij schudt hij hij heeft
jullie bonzen jullie jullie hebben
ik vergeet ik ben