Zijn stenen huis is prachtig wit geschilderd. | |
|
werkwoord: | stof. bijvoeglijk naamw. | zelfstandig naamwoord |
| | |
Hij vertelt over de enorme brand van acht dagen terug. | | | |
werkwoord: | telwoord: | zelfstandig naamw. |
| | - |
Tien mensen hielpen me het enorme vuur te bestrijden. | | | |
werkwoord: | telwoord: | zelfstandig naamw. |
- | | - |
Mijn garage met de auto er nog in verbrandde helemaal. | | | |
werkwoord: | stof. bijvoeglijk naamw. | zelfstandig naamw. |
| | - |
Gelukkig vlogen er ondertussen twee blushelikopters boven ons dorp. | | | |
werkwoord: | telwoord: | zelfstandig naamw. |
| | - |
Tientallen schuren en bomen en planten overleefden de brand niet . | | | |
werkwoord: | telwoord: | zelfstandig naamw. |
| | - - | |
De omgeving is zwartgeblakerd, maar wonder boven wonder staan de huizen er op twee na nog allemaal en raakte er niemand gewond. En de bewoners van de twee huizen worden door iedereen geholpen. Men is al weer begonnen met het herstellen van de twee huizen. | | | |