Spelling - groep 7 nummer 217 ( toets 1e )

Opdrachten:

1. Wat is het onderwerp in deze zin?
De piloot landde met een harde klap op de landingsbaan.
= onderwerp

2. Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De bemanning luidt de noodklok.
= persoonsvorm

3. Wat is het onderwerp in deze zin?
De piloot week met zijn vliegtuig uit naar een andere vliegveld.
= onderwerp

4. Wat is het persoonsvorm in deze zin?
De leerlingen maakten met elkaar het decor voor de musical.
= persoonsvorm

5. Wat is het onderwerp in deze zin?
Waar gaan jullie naar toe in de zomervakantie?
= onderwerp

6. Wat is een bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Tijdens de storm brak er een dikke tak van de eikenboom in onze tuin.
= bijvoeglijk naamwoord

7. Zoek alle lidwoorden in de zin.
Tijdens de storm brak er een dikke tak van de eikenboom in onze tuin.
lidwoorden : - -


8. Wat is een bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Deze Amerikaanse basketballer was ook heel bekend in ons kleine landje.
- = bijvoeglijk naamwoord

9. Noem alle lidwoorden.
, en .

Opdrachten 10: Schrijf de woorden in de goede rij.

1. Mijn zilveren kettinkje is helemaal zwart uitgeslagen.
2. Het ijzeren hek werd gesloten door de conciërge.
3. Zijn vriendin heeft vorige maand een diamanten ring gekregen.

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord	hulpwerkwoord	zelfstandig naamwoord	voltooid deelwoord
1.
2.		-
3.		-