| De architect ontwerpt een nieuw gebouw. | ontwierp |  |
| hij bedenkt een originele vormgeving. | |
| Hij schrijft zijn plan eerst op papier. | |
| Daarna moet hij veel berekeningen maken. | |
| Het meeste rekenwerk laat hij over aan de computer. | |
| Het plan voldoet aan alle eisen. | |
| Hij ontwerpt samen met de maquettebouwer de maquette. | |
| Bijna iedereen vindt het heel origineel. | |
| De aannemer loopt de planning helemaal na. | |
| De kosten stijgen flink door de bijzondere vormgeving. | |
| Blijven de kosten nog binnen het budget? | |
| Gelukkig wordt het een schitterend gebouw. | |
|