De voetballer schopte de bal in het doel. | De voetballer heeft de bal in het doel . | |
De zwemmer zwemt een nieuw record. | De zwemmer heeft een nieuw record . | | |
De zeiler zeilde naar Engeland. | De zeiler is naar Engeland . | | |
De hardloper rende een persoonlijk record. | De hardloper heeft een persoonlijk record . | | |
De honkballer wierp naar het derde honk. | De honkballer heeft naar het derde honk . | |
De bal vliegt hard door de lucht. | De bal is hard door de lucht . | |
De schaker verzette zijn dame. | De schaker heeft zijn dame . | | | | |