Spelling - groep 7 nummer 108 W - werkwoorden

  
..Spelling..

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
hij betaalt hij ..hij spreekthij
hij turft hij hij krijgt hij
hij schenkt hij hij schuifthij
hij geeft hij hij bungelt hij
hij meert aan hij hij besluit hij


Schrijf de zin in de voltooide tijd.
De voetballer schopte de bal in het doel. De voetballer heeft de bal in het doel .
De zwemmer zwemt een nieuw record. De zwemmer heeft een nieuw record .
De zeiler zeilde naar Engeland.De zeiler is naar Engeland .
De hardloper rende een persoonlijk record. De hardloper heeft een persoonlijk record .
De honkballer wierp naar het derde honk. De honkballer heeft naar het derde honk .
De bal vliegt hard door de lucht. De bal is hard door de lucht .
De schaker verzette zijn dame. De schaker heeft zijn dame .


Maak de rijen af.
tegenwoordige tijd verleden tijd
spuiten ik spuit wij spuiten ik spoot wij spoten
doenik wij ik wij
prijzen jij wij ik wij
beginnen hij wij hij wij
bezoeken jij wij jij wij
mogen hij wij hij wij